Breitner werd in 1857 geboren in Rotterdam. Op zijn achtiende gaat hij naar de Tekenacademie in Den Haag. In 1884 verbleef hij een half jaar in Parijs waar hij onder andere begon met het schilderen van paarden en karren. Hij legt daar in de Franse hoofdstad ook afbraken vast in Montmartre. In de hoofdstad raakt hij gehecht aan het drukke stadsleven en eenmaal terug in Nederland is hij snel uitgekeken op het ingeslapen Den Haag.
Eind 1886 vertrok hij dan ook naar Amsterdam; een stad die in een overgangsfase verkeerde. De stad maakte toen (na een lange tijd van stilstand) een periode door van groei en dynamiek die Breitner zeker zal hebben aangesproken. De industrie bloeide op en het moderne verkeer begon zijn eisen te stellen. Grachten moesten worden gedempt en nieuwe woonwijken aangelegd. Breitner was geboeid door dit alles. Hij had het al in Parijs gezien.
Breitners werk wordt impressionistisch genoemd. Net als veel Franse impressionisten zocht hij zijn onderwerpen in de dynamiek van het leven in de grote stad. Hij benadrukte het spel van licht, lucht en water. Breitner begaf zich in het straatgewoel, in het krioelende verkeer van paard-en-wagens, karren en trams, temidden van haastig winkelende passanten.
Je hoeft niet vlak bij zijn schilderijen te staan om te constateren dat Breitner er een nogal grove manier van schilderen op nahield. Hij had een brede toets, sterk gericht op effect. Details werden overgeslagen. Handen, voeten en een gezicht werden neergezet met een enkele, soms ‘knullig’ uitgevallen penseelstreek. Wie (te) dichtbij bij een schilderij gaat staan, ziet slechts een dikke, klodderige wirwar van vegen en strepen.
Maar wie ’s avonds over de Dam loopt – wanneer het waait of regent – of over het Rokin bij Arti, of langs de grachten in de Jordaan, die ziet dezelfde stad zoals Breitner die ruim honderd jaar eerder heeft geschilderd.
Bekijk de lezing hieronder.